afb. Fotopersbureau Het Zuiden, 30 juni 1944
Brand was zeer gevreesd in de middeleeuwse stad 's-Hertogenbosch. Immers de stad bezat over het algemeen houten huizen die bedekt waren met een dak van stro. Dat was goedkoper dan stenen huizen, maar zeer brandgevaarlijk. Daarom had het Bossche stadsbestuur bepaald dat de smeden en de bakkers, die beiden met open vuur werkten, hun bedrijf op de hoek van een straat moesten uitoefenen en niet gewoon tussen de andere huizen. Als een vijand de stad naderde en de weerbare mannen en jongens zich naar de stadmuren spoedden, moesten de bakkers en smeden eerst hun vuur doven voordat zij hun aandeel in de verdediging van 's-Hertogenbosch op zich namen. 's-Hertogenbosch heeft in de vijftiende eeuw drie grote stadsbranden gekend. Op 14 juni 1400 werden 36 huizen geheel door brand verwoest. Brand brak er opnieuw uit op 30 april 1419 in het huis De Valk, op het einde van de Hinthamerstraat. Vlammen en vonken verspeidden het brandje tot een echte stadsbrand. De meeste huizen aan de Hinthamerstraat, aan de oost- en noordzijde van de Markt, tot aan het Scheidingstraatje, gingen in vlammen op. Eveneens werden het Groot Ziekengasthuis verwoest, het Armhuis, het klooster van de predikheren, een deel van de Sint-Jan en het Begijnhof (op de huidige Parade gelegen). In totaal kwamen 112 mensen bij deze ramp om het leven. Voor de derde maal in die eeuw werd de stad getroffen door een stadsbrand op 13 juni 1463. Er brak brand uit in het huis De Grote Ketel in de Verwersstraat. Het vuur verspreidde zich in de richting van de Markt. Huizen in de Verwersstraat, Fonteinstraat, Kolperstraat, Ridderstraat, Achter het Wild Varken, de Markt en de Pensmarkt werden in de as gelegd, evenals het klooster van de Minderbroeders. Opnieuw verloren Bosschenaren het leven bij deze ramp.
Volgens sommige kroniekschrijvers werd daarbij ook het stadhuis verbrand, anderen beweren van niet. Het stadhuis was in ieder geval niet helemaal verbrand want 'ter puye' van het gebouw werden nog steeds officiële bekendmakingen gepubliceerd. Naar aanleiding van de laatste brand bepaalde het stadsbestuur dat er geen huizen meer gebouwd mochten worden met daken van riet of stro. De dakbedekking diende te bestaan uit leien of tegels (dakpannen). Ook bij bestaande huizen dienden binnen tien jaar de houten en strooien daken te verdwijnen. Aan de eigenaren van de panden die nieuwe daken aanlegden, werd een premie toegekend.
Kroniekschrijver Jacob van Oudenhoven schrijft daarover: „De Stadt wierde alleenskens wederom opgetimmert met schoone lustighe huysen ende die neringhe nam seer toe, soo dat vele in korten tijdt weder wonnen 't gene sy door den brandt verlooren hadden; de huysen wierden al met hert (hard) dak gemaeckt, die te vooren meest met stroo gedeckt waren.”
In de loop der tijden verdwenen de houten en strooien daken. De van hout vervaardigde voorgevels zijn evenmin bewaard gebleven. Doordat in de 17e en 18e eeuw een premie gegeven werd van éénderde van de benodigde stenen voor degenen die een stenen gevel lieten bouwen, zijn ook deze houten gevels uit het Bossche stadsbeeld verdwenen. De laatste houten Bossche gevel werd pas in 1911 afgebroken. Het was het pand Sint-Jansstraat 2a.
|
In de eerste helft van de zeventiende eeuw was er van een stedelijke brandweerorganisatie in 's-Hertogenbosch nog geen sprake. Het blussen van branden was in eerste instantie toevertrouwd aan de ambachtsgilden van de leiendekkers, metselaars en timmerlieden. Zij immers waren het gewend op muren en stellingen te klimmen en kenden de meeste gebouwen. Brand blussen ging toen nog met emmertjes water die doorgegeven werden. Jan van der Heijden vond de waterpomp uit en daardoor veranderde de blusmethode. In 1688 kocht het Bossche stadsbestuur voor het aanzienlijke bedrag van f 2.060,- bij Van der Heijden drie brandspuiten. In het begin van de achttiende eeuw, in 1703, wordt de Bossche brandweer georganiseerd. Dan is er voor het eerst sprake van een stedelijke georganiseerde brandweer; het is het oprichtingsjaar van onze brandweer.
De stad wordt verdeeld in drie wijken, ieder bestaand uit drie blokken. Iedere wijk krijgt een eigen brandspuit die in een speciaal gebouwd pand wordt ondergebracht. Er komt een brandspuithuisje in de Achter het Stadhuis, in de
Allerlei regels worden er opgesteld voor het brandblusmateriaal. Het Groot-Ziekengasthuis en het H. Geesthuis moet over voldoende emmers en dergelijke beschikken. De stad zorgt ook voor materiaal. De brandmeesters kunnen op die manier beschikken over 34 ladders, 987 emmers en 34 watertonnen. Iedere brouwerij, ververij, zeepziederij en meebranderij (waar met open vuur wordt gewerkt) moet bovendien zorgen voor de aanwezigheid van zes leren emmers. Iedere bakker moet over drie emmers beschikken.
De brandmeesters zijn voor iedereen herkenbaar aan een witte stok. De leden van de blusploegen dragen - naar gelang hun wijk - rode, blauwe of witte of bonte hoeden.
In de loop van de eeuw treft men meer maatregelen tegen brand. Al lang was het verboden houten gevels te bouwen of te repareren, strooien daken aan te leggen of te vernieuwen. Voor stadsbranden was men doodsbang! Andere maatregelen die nu genomen worden zijn: er mogens geen ovens, ketels en fornuizen meer op bovenverdiepingen worden geplaatst. Het wordt aan alle werklieden die regelmatig met hout, turf of hooi omgaan, of werkzaam zijn in de bouw, verboden om te roken. Ze mogen zelfs geen brandende pijp in de zak hebben.
In 1746 wordt er een aparte brandspuit aangeschaft voor de toren van de Sint-Jan, terwijl pas een eeuw later een nieuwe brandspuit wordt aangeschaft: om te gebruiken op de linker Kanaaldijk.
Op 15 november 1901 wordt een nieuw reglement voor een nieuwe organisatie van de brandweer vastgesteld. De uitvinding van de telefoon is daar de aanleiding voor. De techniek is in de loop van de eeuw meer uitgebreid, maar toch is water toch het blusmiddel bij uitstek gebleven en is het begrip snelheid nog steeds belangrijk.
|
1988 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : Brand!Brabants Dagblad donderdag 25 augustus 1988 (foto) |
|
1989 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : Brand blussenBrabants Dagblad donderdag 16 maart 1989 (foto) |
|
2009 |
Henri van Steen'Die machocultuur is verdwenen'Brabants Dagblad dinsdag 6 oktober 2009 |
|
2012 |
Domien van der MeijdenDuitsers beschoten blusslangenBrabants Dagblad zaterdag 4 februari 2012 | B06 |
|
2018 |
De brandweer zit om geld verlegenAan bluswater en vrijwilligers geen gebrek bij de brandweerpost Brabant-Noord. Maar als er geen geld bijkomt, kunnen flinke problemen ontstaan.
Angela van den Dungen | Brabants Dagblad dinsdag 6 februari 2018 | Regio 2
|
|
2021 |
Wim HagemansA.R. van Dorp, brandweercommandant in oorlogstijd
Bossche Kringen 4 (2021) 32-34
|
2009 |
Hartog de WinterBrandweer! Het brandt weer...'s-Hertogenbosch 2009 |